Het duo Jane Rizzoli en Maura Isles krijgt het in het nieuwe boek van Tess Gerritsen knap hard te verduren. Er worden namelijk gruwelijke moorden gepleegd, en de twee tasten compleet in het duister. Samen met rechercheur Frost moeten de twee vrouwen proberen de misdaden op te lossen voor het geval er een seriemoordenaar aan de gang is. Wat het mysterie zo schokkend maakt, is dat de lijken gruwelijk zijn misvormd. Het eerste lijk waar Rizzoli en haar partner Frost mee te maken krijgt is ontdaan van haar ogen… het tweede is doorzeefd met pijlen. Maar waarom? En door wie?
Lange geschiedenis
Wat al vrij snel duidelijk word, is dat de moorden iets met elkaar te maken hebben. Ze zijn volgens een bepaald patroon uitgevoerd. Waar ze echter pas later achter komen, is dat de slachtoffers elkaar kennen. Zodra bekend wordt dat ze uit dezelfde plaats komen, is het makkelijker een link te leggen en voorspellingen te doen over mogelijke andere slachtoffers. Er komt een kat-en-muisspel met onbekende en onzichtbare daders, vermoedens en verdenkingen. En een rechtzaak die hen meer dan twintig jaar mee terug in de tijd neemt. Maar dat is niet de enige geschiedenis die wordt opgerakeld, want ook dr. Maura Isles moet haar verleden – en vooral haar biologische moeder – onder ogen zien…
Hinder
Wat de hele zaak niet helpt, is dat ze flink gehinderd worden door mensen om hen heen. Het is ook niet niks, als je wordt herrinnerd aan een vervelende kwestie waar je twintig jaar geleden mee te maken hebt gehad, maar is het echt die herinnering die mensen hun mond laat houden? Zeker in de zoektocht naar hun dader proberen ze te zoeken naar informatie en bondgenoten. Die blijkt wel uit een heel vreemde hoek te komen – een van de slachtoffers blijkt een wel heel bijzondere boodschap te hebben achtergelaten. Hopelijk vinden ze die informatie op tijd en kunnen ze die gebruiken om de dader op te sporen…
Conclusie over Ik weet een geheim
Ik weet een geheim is echt een spannende thriller in de forensische politiewereld. Natuurlijk zijn er series waarbij een rechtshandhaver samenwerken met een forensisch specialist, maar Rizzoli en Isles staat hierbij echt wel in de top. De twee vrouwen hebben zo hun eigen leven en identiteit, en lijken in sommige vlakken totaal niet op elkaar. Rizzoli heeft een man en kinderen, Isles had een relatie met een dominee – en moet weer contact met hem opnemen om informatie in te winnen. Lastige stappen, die genoeg tijd krijgen in het verhaal om een plekje te kregen. De menselijkheid van alle personages maakt dat Ik weet een geheim zo spannend en geloofwaardig is.
Door: CooleSuggesties Score: Ik weet een geheim krijgt 10 van de 10 punten.
Informatie
Ik weet een geheim, Tess GerritsenThe House Of Books, 320 pagina’s, paperback.
ISBN: 9789044348521. Prijs: 19.99 euro.
Boeken koop je bij je plaatselijke boekhandel. Online bestellen kan onder andere op:
Zelfs monsters zijn sterfelijk.
De vrouw die aan de andere kant van het raam lag, mocht er uiterlijk net zo uitzien als de andere mensen op de intensivecare-afdeling, maar dr. Maura Isles wist maar al te goed dat Amalthea Lank een monster was. Daar, achter het raam van het kamertje, lag het wezen dat Maura nachtmerries bezorgde, de vrouw die een schaduw over haar verleden wierp en in wier gezicht ze haar eigen toekomst zag.
Daar ligt mijn moeder.
‘We hadden wel gehoord dat mevrouw Lank een dochter had, maar wisten niet dat u hier vlak bij ons in Boston zat,’ zei dr. Wang. Hoorde ze een zweem van kritiek in zijn stem? Vond hij dat ze haar dochterlijke plichten verzaakte door niet aan het bed van haar stervende moeder te zitten?
‘Ze is mijn biologische moeder,’ zei Maura. ‘Ze heeft mij als baby laten adopteren. Ik ben pas sinds een paar jaar op de hoogte van haar bestaan.’
‘Maar u hebt haar wel ontmoet?’
‘Ja, maar ik heb haar niet gesproken sinds…’ Ze stopte. Sinds ik heb gezworen alle contact met haar te verbreken. ‘Ik wist niet dat ze op de intensive care lag tot ik daar vanmiddag over ben gebeld.’
‘Ze is twee dagen geleden opgenomen, omdat ze koorts had en haar wittebloedcellenwaarde erg laag bleek te zijn.’
‘Hoe laag?’
‘Haar neutrofielen – dat is een specifieke soort witte bloedcel- len – zitten op vijfhonderd. Het zou driemaal zoveel moeten zijn.’
‘Ik neem aan dat u haar empirische antibiotica geeft?’ Ze zag hem verbaasd kijken en zei: ‘Neem me niet kwalijk, dokter Wang. Ik had u moeten vertellen dat ik arts ben. Ik ben forensisch patholoog.’
‘O, dat wist ik niet.’ Hij schraapte zijn keel en vervolgde zijn verslag in de veel technischer taal die ze als artsen deelden. ‘Ja, we zijn meteen met een antibioticakuur gestart toen we de bloedkweek binnen hadden. Ongeveer vijf procent van de patiënten met haar chemobehandeling krijgt febriele neutropenia.’
‘Welke chemobehandeling krijgt ze?’
‘Folfirinox, een combinatie van vier medicijnen, waaronder 5-Flu- orouracil en folinezuur. Een Frans onderzoek heeft uitgewezen dat patiënten met uitgezaaide alvleesklierkanker goed reageren op folfi- rinox, maar ze moeten goed in de gaten worden gehouden omdat ze snel koorts krijgen. Gelukkig was de verpleegkundige in Framingham alert.’ Hij zweeg en leek te zoeken naar een manier om een gevoelige vraag te stellen. ‘Ik hoop dat u het niet erg vindt dat ik het vraag.’
‘Ja?’
Hij wendde zijn ogen af, slecht op zijn gemak over het onderwerp dat hij op het punt stond aan te snijden. Het was makkelijker om over bloedwaarden, antibioticabehandelingen en wetenschappelijke gegevens te praten, want feiten waren goed noch slecht; feiten ontlokten geen oordeel. ‘In het medische dossier van Framingham staat niet wat de reden is waarom ze in de gevangenis zit. Het enige wat ons is verteld, is dat mevrouw Lank levenslang heeft gekregen, zonder mogelijkheid op voorwaardelijke vrijlating. De bewaker die ze hebben meegestuurd, heeft gezegd dat de patiënt te allen tijde met een handboei aan de stang van haar bed geketend moet blijven, wat mij nogal barbaars lijkt.’
‘Dat is hun protocol voor alle gevangenen die in een ziekenhuis moeten worden opgenomen.’
‘Ze heeft alvleesklierkanker. Ze heeft niet lang meer te leven en iedereen kan zien hoe zwak ze is. Ze zal heus niet uit bed springen en ontsnappen. Volgens de bewaker is ze echter veel gevaarlijker dan ze eruitziet.’
‘Dat klopt,’ zei Maura. ‘Wat heeft ze gedaan?’
‘Mensen vermoord. Een heleboel.’
Hij keek door het raam naar Amalthea. ‘Zíj?’
‘Nu weet u wat de reden voor de handboeien is. En waarom ze bewaakt moet worden.’ Maura wierp een blik op de geüniformeerde bewaker die bij de deur zat en hun gesprek op de voet volgde.
‘Het spijt me,’ zei dokter Wang. ‘Het moet erg moeilijk voor u zijn, te weten dat uw moeder…’
‘Een moordenares is? Ja.’ En u weet er de helft niet van. U weet niets over de rest van de familie.
Door het raam zag Maura Amalthea’s ogen langzaam opengaan. Een benige vinger wenkte haar, en dat was net zo angstaanjagend als wanneer de duivel zelf haar had ontboden. Ik zou me moe- ten omdraaien en weglopen, dacht ze. Amalthea verdiende geen medelijden of mededogen. Maar Maura had een band met deze vrouw, een band die net zo diep zat als hun moleculen. Ook al was het alleen maar vanwege het dna, Amalthea Lank wás haar moeder.
De bewaker hield Maura scherp in de gaten toen ze een schort aantrok en een masker ombond. Dit was geen privébezoek; de be- waker zou elke blik en elk gebaar in de gaten houden en straks zou de onvermijdelijke roddelpraat door het hele ziekenhuis gaan. Dr. Maura Isles, de patholoog van de Forensische Dienst van Boston, wier scalpel talloze lijken had opengesneden, en die al zo vaak in het kielzog van de dood had gewerkt, was de dochter van een serie- moordenares. Ze kwam uit een familie die zich op allerlei manieren bezighield met de dood.
Amalthea keek Maura aan met ogen zo zwart als stukjes lavaglas. Zuurstof siste zachtjes door het neusslangetje en op de monitor boven het bed gleed een hartritme over het scherm, het bewijs dat zelfs iemand zo zielloos als Amalthea een hart had.
‘Je bent gekomen,’ fluisterde Amalthea. ‘Ook al had je gezworen dat nooit meer te doen.’
‘Ze zeiden dat je toestand kritiek is. Dit is misschien de laatste keer dat we elkaar spreken en ik wilde je zien nu het nog kan.’
‘Omdat je iets van me nodig hebt?’
Maura schudde verbaasd haar hoofd. ‘Waarom zou ik iets van jou nodig hebben?’
‘Zo werkt het, Maura. Ieder weldenkend wezen probeert zo veel mogelijk voor zichzelf te pakken te krijgen. Alles wat we doen, doen we uit eigenbelang.’
‘Dat geldt misschien voor jou, maar niet voor mij.’ ‘Waarom ben je dan hier?’
‘Omdat je stervende bent. Omdat je me blijft schrijven en vraagt of ik op bezoek kom. Omdat ik me erop voorsta nog enig erbarmen te bezitten.’
‘In tegenstelling tot mij.’
‘Waarom denk je dat je aan het bed geketend bent?’
Amalthea vertrok haar gezicht en sloot haar ogen. Haar mond trok strak van pijn. ‘Die zit. Maar ik heb het verdiend,’ mompelde ze. Zweet parelde op haar bovenlip en een ogenblik lag ze volkomen stil, alsof elke beweging, zelfs ademen, haar te veel pijn bezorgde. De laatste keer dat Maura haar had gezien, had Amalthea nog dik, zwart haar, doorschoten met zilver. Nu hingen er alleen nog maar een paar miezerige lokken aan haar kale schedel, de laatste over- levenden van een heftige chemobehandeling. Op haar slapen was het vlees geslonken en haar huid hing als een slappe tent over de botten van haar gezicht.
‘Je ziet eruit alsof je pijn hebt. Heb je morfine nodig?’ vroeg Maura. ‘Dan bel ik de verpleegkundige.’
‘Nee.’ Amalthea blies langzaam haar adem uit. ‘Nog niet. Ik moet helder zijn. Ik wil met je praten.’
‘Waarover?’
‘Over jou, Maura. Over wie je bent.’ ‘Ik weet wie ik ben.’
‘Denk je?’ Amalthea’s ogen waren donker en ondoorgrondelijk. ‘Je bent mijn dochter. Dat kun je niet ontkennen.’
‘Maar ik lijk in geen enkel opzicht op jou.’
‘Omdat je bent opgevoed door de vriendelijke en respectabele meneer en mevrouw Isles in San Francisco? Omdat je naar de beste scholen mocht en een uitstekende opleiding hebt genoten? Omdat je werkt uit naam van waarheid en gerechtigheid?’
‘Omdat ik niet vierentwintig vrouwen heb afgeslacht. Of waren het er nog meer? Waren er nog meer slachtoffers, die men niet heeft kunnen vinden?’
‘Dat is allemaal verleden tijd. Ik wil praten over de toekomst.’ ‘Waarom zou je? Dan ben je er niet meer.’ Het was een harteloze opmerking, maar Maura was niet in de stemming om aardig te zijn. Opeens voelde ze zich gemanipuleerd, hierheen gelokt door een vrouw die precies wist aan welke touwtjes van haar marionet ze moest trekken. Maandenlang had Amalthea haar brieven gestuurd. Ik ben ongeneeslijk ziek. Ik heb kanker. Ik ben je enige familie. Dit is je laatste kans om afscheid te nemen. Weinig woorden hadden zoveel macht als ‘laatste kans’. Laat die gelegenheid voorbijgaan en je zit met levenslange spijt.
‘Ja, dan ben ik dood,’ zei Amalthea nonchalant. ‘En jij zult je blijven afvragen wie jouw volk is.’
‘Mijn volk?’ Maura lachte. ‘Zijn we nu opeens een soort stam?’ ‘Inderdaad. We zijn leden van een stam die profijt trekt uit de doden. Dat hebben je vader en ik gedaan. Dat heeft je broer ge- daan. En is het niet ironisch dat jij het ook doet? Heb je je ooit afgevraagd, Maura, waarom je dit beroep hebt gekozen? Zo’n ei- genaardige keuze. Waarom ben je geen lerares of bankier? Waarom wil jij zo graag lijken opensnijden?’
‘Het gaat mij om de wetenschap. Ik wil te weten komen waarom ze zijn gestorven.’
‘Natuurlijk. Het intellectuele antwoord.’ ‘Is er een beter antwoord?’
‘Het is vanwege het kwaad. Dat is wat wij gemeen hebben. Het verschil is dat ik er niet bang voor ben, maar jij wel. Jij onderdrukt je angst door het kwaad open te snijden met je scalpels, in de hoop de geheimen bloot te leggen. Maar zo werkt het niet. Zo kun je je fundamentele probleem niet oplossen.’
‘En dat is?’
‘Dat het in je zit. Dat het kwaad deel van jou uitmaakt.’
Maura keek haar moeder in de ogen en door wat ze daar zag, kreeg ze opeens een kurkdroge keel. Lieve god, ik zie mezelf. Ze deed een stap achteruit. ‘Genoeg. Je hebt me gevraagd te komen. Ik heb aan je verzoek voldaan. Stuur me geen brieven meer. Je zult geen antwoord krijgen.’ Ze draaide zich om. ‘Vaarwel, Amalthea.’
‘Ik schrijf niet alleen aan jou.’
Maura bleef staan, met haar hand al op de deurkruk.
‘Ik hoor dingen. Dingen die jij misschien ook wel wilt weten.’ Ze sloot haar ogen en zuchtte. ‘Je lijkt niet geïnteresseerd, maar dat komt nog wel. Omdat je er binnenkort weer een zult vinden.’
Weer een wat?
Maura wilde niets liever dan het kamertje verlaten en niet tot een hernieuwd gesprek verleid worden. Geef geen antwoord, dacht ze. Laat je niet door haar strikken.
Ze werd gered door haar telefoon, die diep in haar zak begon te trillen. Zonder nog om te kijken verliet ze het kamertje, trok het masker van haar gezicht en grabbelde onder het schort naar haar telefoon. ‘Dr. Isles,’ zei ze.
‘Ik heb een vroeg kerstcadeautje voor je,’ zei rechercheur Jane Rizzoli, die veel te luchtig klonk voor het nieuws dat ze haar ging geven. ‘Een vrouw van zesentwintig. Dood in bed, volledig ge- kleed.’
‘Waar?’
‘We zijn in het Leather District. In een verbouwde loft aan Utica Street. Ik ben heel benieuwd wat jij van dit geval zult zeggen.’
‘Ze ligt in bed, zei je? Haar eigen bed?’ ‘Ja. Haar vader heeft haar gevonden.’ ‘Is het zeker dat het om moord gaat?’
‘Geen twijfel mogelijk. Maar waar Frost zo van overstuur is, is wat er daarná met haar is gebeurd.’ Jane wachtte een moment en
zei toen, een stuk ingetogener: ‘Althans, ik hoop dat ze dood was toen dat is gedaan.’
Door het raam van het kamertje zag Maura dat Amalthea be- langstellend naar haar keek. Logisch. Ze waren een familie die zich bezighield met de dood.
‘Hoe snel kun je hier zijn?’ vroeg Jane.
‘Ik ben in Framingham. Het hangt af van het verkeer.’ ‘Framingham? Wat doe je daar?’
Het was geen onderwerp waar Maura over wilde praten, zeker niet met Jane. ‘Ik vertrek meteen,’ zei ze alleen. Ze hing op en keek naar haar stervende moeder. Ik ben geweest, dacht ze. Nu hoef ik je nooit meer te zien.
Amalthea’s lippen krulden zich langzaam tot een glimlach.