logo-liggend-wit-donkerblauw-klein

Interview: Moniek Vermeulen

Moniek vermeulenWat is je naam?
Moniek Vermeulen

In welke plaats ben je geboren, en waar woon je nu?
Ik ben geboren in Sint-Niklaas. Momenteel woon ik in Puivelde, een klein gehucht van Belsele. De naam van mijn straat is: Palingsgat (echt waar!). Het is een heel landelijk, rustig straatje. Ook als kind heb ik hier gewoond. Ik woon hier samen met mijn man, Frank Pollet, die ook schrijver van kinder- en jeugdboeken is.

Wat is je geboortedatum?
ik ben geboren op 10 juli 1959, een doodgewone dag tijdens een heel warme zomer. Wat wel speciaal is: toen ik op die dag ter wereld kwam in de materniteit in Sint-Niklaas, lag daar, enkele kamers verder, Frank, die vijf dagen eerder geboren was en later mijn man werd. Maar dat wisten we toen nog niet 🙂

Welke opleiding(en) heb je gevolgd? /Wat wilde je vroeger worden?
Ik studeerde voor onderwijzeres en heb dat beroep meer dan twintig jaar graag uitgeoefend. Ik gaf heel wat jaren les in de lagere school van Sinaai. Er zijn dus veel (ondertussen volwassen) mensen die zich mij nog herinneren als ‘Juf Moniek’.

Wat vind je het coolste boek, en waarom?
‘Want een ezel is een voorbeeldig mens!’ vind ik ontzettend cool. Het is (op dit moment) het meest recente werk van mijn man Frank. Het is een humoristisch boek (voor 9+) over een ernstig onderwerp: nieuw samengestelde gezinnen.

Wat is je favoriete muziek?
Ik ben geen echte muziekkenner, maar ik hoor wel graag eenvoudige, ingetogen songs van o.a. Jennifer Warnes, Suzanne Vega, Leonard Cohen, Leigh Nash…

Wat is je coolste film, en waarom?
Op deze vraag moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik kijk immers zelden naar films.

Ben je een gamer of houd je juist van gezelschapsspelen? En wat is je lievelingsspel? 
Gamen is aan mij helemaal niet besteed. Van een gezelschapsspel kan ik wel genieten. Eigenlijk speel ik dat veel te weinig, besef ik nu. Een goed voornemen dus: ik haal het scrabblespel en de doos met Monopoly maar weer eens boven!

Heb je huisdieren, en zo ja: welke?
Naast mijn man, Frank, wonen hier ook Victor en Henri, onze twee ezels, Alice en Elisabeth, onze kippen. en Edward en Emiel, onze langharige cavia’s. Het zijn allemaal (Frank inbegrepen) echte schatten die ik voor geen geld van de wereld zou willen missen!
Elke dag na het ontbijt doen we eerst het ‘boerderijwerk’: stront scheppen, stal en hokken kuisen, en iedereen voorzien van eten, drinken en de nodige knuffels.

Wanneer wist je dat je goed kon schrijven?
Al in de lagere school viel het op dat ik talent had voor schrijven. Als we een schrijfopdracht (voeger heette dat: een opstel) kregen, was de juf steeds heel enthousiast. Mijn werk was altijd bij de betere van de klas. Wat jammer genoeg niet kon gezegd worden van mijn tekeningen! Hoe hard ik ook mijn best deed om een mooie tekening op papier te krijgen, mijn klasgenoten hadden meestal veel mooiere resultaten. Vandaar dus dat ik geen illustrator, maar wel auteur geworden ben.

Wat is het eerste boek/verhaal dat je gepubliceerd hebt?
Het allereerste boek dat van mij verscheen is ‘Het Lekkerbekkenalfabet’, geen leesboek, maar een kookboekje voor kinderen. En mijn allereerste leesboek was ‘Muis is weg’, een boekje voor beginnende lezers. Ik ben er nog altijd ontzettend blij mee. En ik vertel het verhaal ook nog heel graag wanneer ik in klassen of bibliotheken op bezoek ga.

Doe je nog iets anders, naast schrijven?
Momenteel ben ik fulltime schrijver. Naast leesboeken schrijf ik ook educatieve boekjes. Dat zijn werkboekjes, die gebruikt worden in heel veel lagere scholen. En ik schrijf ook af en toe liedjesteksten (voor bv. uitgeverij Een Fijne Dag), en theaterstukken (voor EduArt, een gezelschap dat muziektheater brengt op scholen).

Wat is je meest recente boek?
Op dit moment (maar dat verandert natuurlijk altijd, hè!) is dat ‘Meester Frank is een konijn‘, een boekje voor beginnende lezers, uitgegeven bij uitgeverij De Eenhoorn, met fijne tekeningen van Florence Wauters. Binnenkort komt ‘Berta, voor niets of niemand bang’ uit. Dat is een prentenboek dat ik samen met Frank schreef, met heel mooie illustraties van Gitte Vancoillie.
En als je dit leest een half jaar of een jaar (of nog later) nadat ik dit alles verteld heb, dan zullen er alweer nieuwe boeken van mij te koop zijn. Er liggen immers al enkele verhalen bij de uitgeefster, klaar om er een boek van te maken! Eén daarvan is trouwens een tweede boekje over Meester Frank en zijn klasje.

Hoe is het verhaal tot stand gekomen?
Voor dit boek ging het er eigenlijk wel wat speciaal aan toe. Op een dag kwam mijn uitgeefster bij mij. ‘Ik heb een vraag’, zei ze heel enthousiast. ’Ik wil graag een reeks boekjes over kinderen in een eerste klas. De leerkracht uit die klas moet een meester zijn. En hij moet meester Frank heten. Wil jij voor mij zulke boekjes schrijven?’ Ik heb niet lang moeten nadenken. Ja, dat wilde ik wel! Toen ben ik eens gaan praten met een vriendin van mij, Griet, die juf is in een eerste leerjaar. Zij heeft mij verteld wat er allemaal speciaal is voor kinderen die in een eerste klas komen. En zo is er dan geleidelijk aan een verhaal in mijn hoofd ontstaan, over Mon die naar de eerste klas moet, die heimwee heeft naar de kleuterklas én die voor het eerst bij een meester komt te zitten…

Wat vind je de vervelendste persoon in je boek?
Een jongen uit de zesde klas. Hij komt enkel helemaal aan het begin van het verhaal en helemaal aan het eind van het verhaal voor, maar hij bepaalt wel het hele verloop van het verhaal.

Heb je lang aan dit boek gewerkt?
Hoe lang ik aan een boek werk, kan ik nooit uitdrukken in uren, dagen, weken… Een verhaal ‘rijpt’ eerst in mijn hoofd. En het groeit. En als het voldoende gegroeid is (soms duurt dat lang, soms gaat dat snel) begin ik het uit te schrijven. En ook dat uitschrijven verloopt niet altijd op dezelfde manier. Soms gaat dat heel vlot. Soms zit ik ‘vast’ en laat ik het verhaal een tijdje voor wat het is, en schrijf ik er nadien met frisse moed verder aan. En dan laat ik het verhaal lezen aan Frank. Soms (zeg maar: altijd) heeft die nog wel wat opmerkingen. En dan herwerk ik het verhaal. Tot het helemaal naar mijn zin is en ik het goed genoeg vind om naar mijn uitgeefster op te sturen. En meestal (geloof het of niet) heeft die uitgeefster ook nog wel wat commentaar en moet ik hier en daar nog wat aanpassen…
Begrijp je nu waarom ik niet precies kan zeggen hoe lang ik aan een boek werk?

Hoe is dit boek bij deze uitgever terechtgekomen?
Ik stuur mijn manuscript (want zo heet een verhaal als het nog geen boek is) per e-mail naar de uitgeefster. En dan is het bang afwachten. Zal mijn uitgeefster het een goed verhaal vinden? Spannend hoor!

Wat wil je nog graag bereiken in de toekomst?
Ik denk dat wat ik wil datgene is wat alle schrijvers willen: nog heel veel fijne boeken uitgeven en op die manier veel kinderen heel veel leesplezier bezorgen.

Geschreven door Dennis van Houts

Dennis, hoofdredacteur van CooleSuggesties.nl. Getrouwd, vader van twee zoons. Beetje nerdy, houdt van lekker eten en films kijken. Verslindt boeken bij het leven.